De Narcis heeft een rijke symbolische betekenis. In Oosterse landen is zij verbonden aan de droevige liefde; geliefden die van elkaar gescheiden zijn, sturen elkaar een narcis als blijk van hun niet afdoende liefde. In de Griekse Mythologie is de bloem symbool voor de blinde liefde voor de eigen persoon, gebaseerd op de mythe van de jonge, mooie maar mensenschuwe Narcissus.
Hij heeft maar voor één ding interesse en dat is de jacht. Op een dag wil hij zijn dorst lessen door wat te drinken uit de bron en hij ziet zijn eigen spiegelbeeld. Toen gebeurde wat niemand voor mogelijk had gehouden, hij werd verliefd op zichzelf. Hij probeert het beeld te kussen maar hij proeft alleen het koude water en als hij zijn armen uitsteekt om het spiegelbeeld te omhelzen rimpelt het water en verdwijnt zijn geliefde. Zo blijft Narcissus bij het water zitten, verlangend naar zijn spiegelbeeld. Niet in staat om te eten en te drinken kwijnt hij langzaam weg tot hij uiteindelijk overlijdt. Aphrodite verandert hem na zijn dood in een gele bloem (de narcis) zodat hij altijd herinnerd zou worden.
De psychiater Sigmund Freud maakte gebruik van het verhaal van Narcissus toen hij een benaming wilde vinden voor mensen die voortdurend bezig zijn met hun eigen schoonheid of grootheid. Hij noemde hen narcisten.